Ze kwam binnen, totaal geen zin in haar “les” wiskunde.
Ze vertelt me dat ze al jarenlang onvoldoendes haalt en dat ze het “gewoon niet kan”. Het is ook lastig in jezelf te (blijven) geloven als je daar continu niet het bewijs voor ontvangt. Mij kent ze nog niet dus haar vragen voorlopig in mij te geloven heeft ook geen zin.
Ik geloof in twee dingen: zij kan beter worden dan dat ze nu is én in mijn eigen aanpak. En zo behandel ik haar. Ik dénk niet dat het gaat lukken, ik wéét het.
En dus komt dat terug in elk detail: in de manier waarop ik haar vragen stel, waarop ik haar benader, waarop ik haar complimenteer en waarop ik mijn verwachtingen uitspreek. Zij gaat groeien, dat staat vast.
En juist díe benadering is essentieel. Zij gaat er zelf in geloven en gaat ernaar handelen. Ik geloof er zelf in en handel ernaar. We noemen dit het Pygmalion effect.
En tuurlijk maken mijn resultaten en technieken dat ik hierop kan vertrouwen. Ik hóóp niet meer dat het werkt, ik wéét het. En juist die overtuiging maakt het verschil.
En jij kunt die benadering ook toepassen in de klas of thuis als ouder. Hoe jij over een leerling/kind denkt, maakt jouw benadering anders, wat ervoor zorgt dat hij of zij zichzelf ook anders ziet en daar uiteindelijk naar gaat handelen.